Blog van Jan-Willem Scheurwater en Jannet Scheurwater over het begrijpen van klassieke muziek

Muze

Muze
De negen muzen — Clio, Thaleia, Erato, Euterpe, Polyhymnia, Calliope, Terpsichore, Urania, Melpomene —Romeinse sarcofaag, 2e eeuw

Het WeihnachtsOratorium (BWV 248 I-VI) beluisterd vanuit de toonsoorten

(Kerst 1734-DrieKoningen 1735)

Een duiding van de zes cantates
In de zes cantates van het Weihnachtsoratorium hanteert Bach met aandacht de muzikale taal om uit te drukken hoe God handelt in de geschiedenis rond Christus’ geboorte. Bachs scheppingen zijn zo veelzijdig dat zijn werken vanuit vele gezichtspunten te benaderen zijn. In dit artikel richten we ons op de toonsoorten die Bach kiest bij de zes cantates waar het WeihnachtsOratorium uit bestaat. De toonsoorten zeggen veel. De componist wil met de keuze voor een bepaalde toonsoort een bepaald gevoelen overbrengen. Eeuwenlang waren de (kerk)mensen hier gevoelig voor. Gevoelig voor de innerlijke kracht en betekenis van muziek. Het loont de moeite na te gaan hoe de klassieke betekenis van de verschillende toonsoorten verbonden is met de inhoud van het werk.

I. De eerste cantate is voor Eerste Kerstdag, de christenen vieren de geboorte van de Zoon van God: ‘En Maria baarde haar eerstgeboren zoon, in Bethlehem.’ Bach zet dit feestelijke Kerstbegin in met een groot Halleluja. Het openingskoor roept de wereld op om te juichen, te jubelen vanwege de dagen die nu aangebroken zijn. Vrolijkheid vanwege de geboren Koning. Deze eerste cantate staat in de toonsoort D-dur. 
De toonsoort uit de openingscantate is de toonsoort van de triomf, van de strijdkreet en de overwinningsjubel. Omdat hier de Koning en zijn Koninkrijk onze wereld binnentreedt, gebruikt Bach trompetten en pauken: Christus de Heer is begonnen binnen te treden. Een majesteitelijk begin van het Kerstfeest bij Bach!

II. De tweede cantate is voor Tweede Kerstdag: De christelijke gemeente richt zich met aandacht op de geschiedenis van de herders. Bach neemt hier een vroegchristelijke exegese op. Hij vertolkt hier waarom de engelen het Evangelie allereerst aan de herders verkondigen, namelijk vanwege Gods handelen vanaf het begin der tijden. Wie werd er geroepen door God om alle volken te zegenen? De herder Abraham. Bach stipt deze lijn van de openbaringsgeschiedenis kort aan. Vanzelf komt de gedachte aan Abel, Abraham, Jacob, Mozes en David op. Om hier de juiste snaar te raken, kiest Bach voor de toonsoort G-dur. Deze toont het landelijke en idyllische beeld van de velden van Efratha zien. De stemming is rustig en bezield door deze toonsoort, hij staat voor oprechte vriendschap en liefde, waardoor het hart beroerd wordt. Het is een teken van Christus’ afdalen uit de hemel naar de aarde om de mensen aan te spreken als ‘Vriend.’ Ook de instrumenten spreken mee. De herders worden vertolkt door de hobo die in deze cantate iets lager klinkt en die uitdrukking is van hun liefde voor het Kerstkind. De engelenwereld klinkt in de fluiten en verkondigt de blijdschap van de geboorte van Gods Zoon.

III. Op Derde Kerstdag horen we de derde cantate en deze volgt de herders naar Bethlehem. De boodschap van de hemel aan de aarde, verklankt in de tweede cantate, wordt nu door de herders en de gelovigen met vreugde opgenomen en getransformeerd in een grandioos eerbetoon aan de Zoon van God. Net als het begin van het Oratorium staat dit deel in D-dur. Ook gebruikt Bach pauken en trompetten. De cantate laat ons naar Bethlehem gaan en is een eerbetoon, een op weg gaan naar de Heer van hemel en aarde, een erkenning van Hem als Vorst.

IV. Cantate vier staat in het teken van het feest van de besnijdenis en de naamgeving van Christus. Dat blijkt mede uit de toonsoort in dit deel: F-dur, die staat voor een rustige, kalme, wellevende  gemoedsstemming. Deze heerst bij Maria, Jozef, het Heilig Kind Jezus, de christenen. Het is een andersoortige toonsoort als de voorgaande delen, wat wijst op de nieuwe tijd die nu aanbreekt. In dit deel, dat het hart van het Weihnachtoratorium vormt, laat Bach in de centrale aria ‘Flösst, mein Heiland, flösst dein Namen’ de muziek nog een toonsoort hoger stijgen. Daar zingt Maria (zij is een beeld voor de Kerk) tot Christus en Christus antwoordt. Deze aria staat in C-dur, waarmee van oudsher uitgedrukt wordt dat alles helemaal rein, onschuldig, eenvoudig is, een heilige naïviteit, ontvankelijkheid als van een kind.
In dit deel van de besnijdenis en naamgeving maakt Bach gebruik van hoorns waarmee Christus met een diepe ontroering gehuldigd wordt.

V. Op Nieuwjaarsdag klinkt de vijfde cantate. Deze behandelt de geschiedenis van de Wijzen uit het Oosten, hun inspanning om uiteindelijk de Koning van de hele kosmos te vinden. 
Dit deel staat in A-dur. Deze toonsoort stond bekend als een verklaring van onschuldige liefde, tevredenheid over de huidige toestand, hoop op het weerzien bij scheiden van geliefden, van jeugdig enthousiasme en Godsvertrouwen. Op het eerste gezicht misschien niet het beeld wat wij hebben bij de geschiedenis van de Wijzen uit het Oosten. Maar ik denk toch terecht. De wijzen uit het Oosten zijn degenen die leefden buiten de directe Openbaring van Israel. Ze hielden zich dus uit onwetendheid bezig met het lezen van de sterren, maar het lezen van de sterren was wel een zoeken naar de dingen die boven zijn, naar glans en licht. In deze cantate geen trompetten, maar een hobo d’ amour omdat het gaat om het zoeken en vinden van het Heilig Kind Jezus. Het licht gaat op, wil deze toonsoort zeggen. Er gaat een licht op vanuit de hoogte voor alle volkeren.

VI. Het zesde deel staat in het teken van de dramatiek waarin de geschiedenis met Christus’ komst is terechtgekomen en is bedoeld voor het feest van Epifanie op 6 januari. Bach wil zeggen: nu Christus gekomen is, neemt de geschiedenis een wending. Het einde der tijden is aangebroken: Christus heeft zijn rechtmatige plek opgeëist en ingenomen. Dat brengt als het ware de hel in beweging, de duivel weet dat het laatste stadium van de aardse geschiedenis begonnen is. En zo breekt de confrontatie van  de machten aan. Wie heeft de uiteindelijke macht? Christus. Hij wordt bezongen als de Overwinnaar. Alleen al door Zijn geboorte en door het feit dat Hij gevonden en aanbeden wordt, is Hij de grote Overwinnaar. Hij is ook degene die de wraak toekomt, aldus Bach. De geschiedenis draait nu om de vraag wie alle lof en eer toekomt, wie er in de geschiedenis voor ons instaat. Christus, die alle macht heeft, staat voor de mensheid in. Deze laatste cantate staat weer in de zelfde toonsoort als het openingsdeel (D-dur): een groot Halleluja. De toonsoort D staat ook voor Deus, God en is gelijke aan de Italiaanse notering Re dat voor Rex, Koning staat.

Kerst 2016

Jan-Willem Scheurwater
Jannet Scheurwater



CD Tipp!
- Nikolaus Harnoncourt, Concentus Musicus Wien, Arnold Schoenberg Chor, Deutsche   Harmonia Mundi, 2007
- Ton Koopman, The Amsterdam Baroque Orchestra & Choir, Erato, 1996
- Jos Veldhoven, De Nederlandse Bachvereniging, Channel Classics, 2003

Johannes Sebastian Bach

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.